SOUFFRANT - vertaling in Nederlands

• lijden
• ziek
• hebben
• onwel
• te kampen hebben
• patiënten
• ondervinden
• verdurend
• met pijn
• met last
• gebukt gaan

Voorbeelden van het gebruik van Souffrant in het Frans en hun vertalingen in het Nederlands

Il est souffrant.
Hij is ziek.

Il est souffrant?
Is hij ziek?

Je suis souffrant, mais je ne suis pas malsain.
Ik ben ziek, maar ik ben niet ongezond.

Jane est souffrant, Rigsby a un rancard
Jane is ziek, Rigsby heeft een date

J'ai été souffrant, mais je vais mieux.
Lk was ziek, maar ik ben nu weer beter.

Mon ami est souffrant!
Mijn vriend is ziek.

Mon grand-père est souffrant.
M'n grootvader is ziek.

Mon frère David est souffrant.
Mijn broer David is ziek.

Non, non, il n'est pas souffrant.
Nee, hij is niet ziek.

J'espère au moins que vous n'êtes pas souffrant.
Ik hoop echt dat u niet ziek bent.

Vous êtes peut-être souffrant.
Misschien ben je ziek.

Tu comprends? Vous devez être souffrant.
Kijk, nu, u bent waarschijnlijk ziek.

Avez-vous entendu les rumeurs disant que le Roi est souffrant?
Hoorde u de geruchten dat de Koning ziek is?

Ton bottier est souffrant, mon cher frère.
Ik zie dat je schoenmaker ziek is, beste broer.

Le secrétaire général voulait vous faire savoir que M. Momed Salah est souffrant.
De secretaris generaal wil dat jullie weten… Dat Mr. Momed Salah ziek is.

M. Tibrow est souffrant.
Mr Tibrow ziek is.

L'œuvre traite d'un patient souffrant de la maladie d'Alzheimer.
Een alzheimerpatiënt heeft de ziekte van Alzheimer.

Souffrant, au moins indirectement, d'une maladie humaine.
Onrechtstreeks dan toch, leed aan een menselijke ziekte.

Relatives aux personnes souffrant d'une maladie métabolique monogénique héréditaire rare;
Betreffende personen lijdend aan een zeldzame monogenische erfelijke metabole ziekte;

Travailleurs(ses) souffrant d'un retard mental.
Werkenden lijdend aan een mentale achterstand.