Voorbeelden van het gebruik van Bon in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik heb een bon voor een privékamer.
Je mag de bon straks geven. Kwartje.
En Andy tekende geen bon, maar onze akte.
Ik heb de bon als bewijs.
Ik heb de bon nog.
Ik heb een bon.
De bon is een hele week geldig.
Geef me een bon en laat ons verder met rust.
Bon voyage, kapitein.
Hier is een bon voor een gratis wasbeurt.
Op de bon staat:"Dinsdag, 10.00 uur.
Hebt u de bon niet gekregen?
Vergeet je bon niet!
Hij heeft me geen bon gegeven.
Maar u bent terug in Bon Temps.
De bon zit in de tas.
De bon wordt geprint
Politie. Als ik 'n bon heb, bel ik je.
Bon voyage, Michael.
Deze bon is vervallen.