Voorbeelden van het gebruik van Daag in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Daag je mij uit?
Daag je me uit, Reagan?
Daag, speelgoed. Hoi, speelgoed!
Ik daag u uit tot een duel.
Oké. daag.
Daag oom O.G. uit,
Daag deze toren verdediging spel van Feelingtouch Inc.
Nu daag jij mij uit.
Daag, JJ.
Daag me niet uit, Jethro.
Oké. Wat is het schema morgen? Daag.
Daag me dan niet uit.
Daag je geest, daag je vrienden uit!
Daag je me uit op die schoenen?
Ik daag je uit om niet te kijken.
Daag, Jasper.
Dus dat is alles wat ik van mijn moeder heb? Oké, daag.
Daag me niet uit.
Daag je geest met een leuke gameplay.
Daag je me officieel uit?