Voorbeelden van het gebruik van Dat weet in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Dat weet ik echt niet meer.
Dat weet ik. Maar ja, natuurlijk.
Dat weet ik, maar alles is anders nu?
Oh, dat weet ik niet.
Dat weet je. Waarom niet?
Maar dat weet je al, is het niet?
Dat weet ik ook wel.
Dat weet je toch wel, hè?
Dat weet ik niet meer. Ex.
Dat weet ik, maar als we hier niet wegkomen, gaat iemand sterven.
Dat weet ik niet. Mee eens?
Wel, dat weet ik, Miss.
Dat weet je, trut?
Maar dat weet jij al.
Dat weet ik niet, meneer. Wanneer?
Dat weet je best.
Dat weet ik. Dat hoef je niet te zeggen.
Dat weet ik niet meer.
Wie? Dat weet ik niet, Frank?
Dat weet ik eigenlijk niet.