Voorbeelden van het gebruik van Weten in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
We weten wie je bent, eikel.
Wat weten we van onze dieven?
Ze moet weten dat jullie twee terug zijn. Felicity.
Je kunt niet weten hoe ik me voel.
Jullie weten toch dat ze niet vanzelf luiden?
Dus hersenen weten alles, controleren alles en slaan alles op?
Ik wil weten waarom deze mensen het verdienen om te sterven?
Ze zal weten dat wij het waren.
Hij wil niets weten over zijn verleden of vader.
Dat weten de Saviors niet.
Niemand mocht weten dat ik op het eiland was.
Jullie weten de regels.
Jullie weten dat we nooit zo praten tegen elkaar.
Weten jullie iets over de Shahmaran-mythe?
Ze weten dat Bernier hier is.
Ik wilde weten waarom ze tegen pap had getuigd.
Ik wil weten wie Enoch Thompson is.
We weten niet de hele waarheid.
Dat we wel nooit zullen weten, wie die tiara kapot heeft gemaakt.
We weten beiden dat dat niet zo is.