Voorbeelden van het gebruik van Gezellig in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Het terrein ziet er gezellig uit met de vele hagen en bomen. Veelzijdig publiek.
Het was gezellig, we konden je eindelijk echt roosteren.
Was het gezellig met Dawson?
Je zult het er gezellig hebben.
Ik vond het heel gezellig.
Wat gezellig.
Gezellig en zeer familiale sfeer verrijkt met vriendelijkheid en cortesia.
Alle drie vestigingen zijn zeer comfortabel en gezellig, maar hebben elk hun eigen"karakter.
Aangenaam lichte en toch gezellig warme mantel dankzij natuurlijke donsvulling.
De Karnter mensen zijn zeer gezellig, zingen en dansen graag.
Niet zo gezellig daar, hé? Ja.
Hij is meestal niet zo gezellig.
We gaan zitten en het gezellig hebben.
Ja, dat was gezellig.
De waarheid is zelden gezellig.
Droom appartement mooi en gezellig, de eigenaren vriendelijk
Gezellig, gereserveerd, rustig en schoon.
Je eindigt gezellig kletsen tussen de tafels.
Ademend, gezellig licht en soepel.
Gezellig, speels, makkelijk in de omgang. Type Geel.