LUSTIG - vertaling in Nederlands

grappig
witzig
lustig
komisch
amüsant
witz
leuk
schön
nett
lustig
spaß
toll
gut
süß
witzig
cool
gern
belachelijk
lächerlich
albern
absurd
lustig
verrückt
grotesk
lachhaft
idiotisch
bescheuert
unsinnig
hilarisch
urkomisch
lustig
witzig
saukomisch
zum totlachen
brüller
zum schreien komisch
lachen
lächeln
lustig
gelächter
grinsen
zum lachen
gezellig
gemütlich
schön
nett
spaß
lustig
gesellig
einladend
kuschelig
freundlich
angenehm
vrolijk
fröhlich
glücklich
lustig
heiter
gut gelaunt
munter
freudig
happy
frohe
gute laune
lollig
lustig
witzig
spaß
komisch
spaßig
witze
geestig
witzig
lustig
geistreich
komisch
drollig
maling
verarschen
lustig
arm
reinlegen
witze
veräppeln
nur
veralbern
verscheißern
lustig

Voorbeelden van het gebruik van Lustig in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

{-}
  • Colloquial category close
  • Official category close
  • Medicine category close
  • Ecclesiastic category close
  • Financial category close
  • Ecclesiastic category close
  • Computer category close
  • Official/political category close
  • Programming category close
Und sie macht sich über mein Alter lustig.
Ze maakte grapjes over mijn leeftijd.
Das wird lustig.
Dit wordt lachen.
Polizist in Lily Dale zu sein klingt lustig.
Politie-agent zijn in Lily Dale klinkt leuk.
Die Geschichten über Eure Kindheit in Deutschland sind lustig.
Je verhalen over je Duitse jeugd zijn hilarisch.
Macht euch nicht über Rachel lustig.
Maak Rachel niet belachelijk.
Anfangs klingt es irgendwie lustig.
In het begin klinkt het best grappig.
Immer lustig und heiter.
Altijd vrolijk en opgewekt.
Anscheinend bin ich nicht besonders lustig, wenn ich betrunken bin.
Ik schijn niet zo gezellig te zijn als ik drink.
Das ist nicht lustig, okay?
Dit is niet lollig, oké?
Mach dich nicht lustig über die Farbigensituation.
Je moet geen grapjes maken over de situatie met de zwarten.
Was ist in der Tasche? Das wird lustig.
Wat zit er in deze tas?- Het wordt leuk.
Ich finde ihn nicht lustig.
Ik kan er niet om lachen.
Ja, wäre lustig geworden.
Ja, dat was hilarisch geweest.
Ich wollte mich nicht lustig machen.
Ik wilde je niet belachelijk maken.
Die Mauleselnummer war sehr lustig.
En dat nummer met die muilezel was erg grappig.
Sehr lustig, Fletcher.
Heel geestig, Fletcher.
Du sollst lustig sein.
Je moet vrolijk zijn.
Es war lustig, dich endlich wirklich zu verarschen.
Het was gezellig, we konden je eindelijk echt roosteren.
Er ist lustig, er beschäftigt Zwerge,
Hij is lollig, hij geeft dwergen werk,
Sie war lustig, so wie immer.
Ze maakte grapjes, net als vroeger.
Uitslagen: 8063, Tijd: 0.3273

Top woordenboek queries

Duits - Nederlands