Voorbeelden van het gebruik van Haar in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Haar schip?- Schip.
Ihr Schiff? Haar email-adres hebt?
Ihre E-Mail-Adresse hast? Falls du?En haar naam erop gegraveerd.
Und… und es hatte ihren Namen eingraviert.Ze verborg het voor haar moeder.
Vor ihrer Mutter verheimlichte.Haar begrip, haar diepte… haar precisie is verbijsterend.
Ihr Verständnis, die Tiefe, die Präzision ist verblüffend.Haar beddengoed, haar kussenslopen.
Ihre Bettwäsche, die Kissenbezüge.Zelfs haar naam niet? Nee.
Nicht mal ihren Namen? Nein.Neem haar mee naar haar moeder.
Bringt sie zu ihrer Mutter.Ik zei haar dat ik wist van het geheim.
Ich sagte ihr, dass ich.Haar moeder. Mijn moeder.
Meine Mutter. Ihre Mutter.Haar carrière… vrienden, familie.
Ihren Beruf, Het was in de buurt van haar appartement.
War in der Nähe ihrer Wohnung.Steekje tong in haar hoerenbek, lulhoofd!
Stecken Sie Ze verlaat haar man, haar bakkerij en haar geld.
Sie verlässt ihren Mann, Bäckerei, Geld.Ze draagt 't, ik zag 't in haar.
Ich habe sie gesehen in ihrer-- ihrer-- ihrer.Sie hat die Hunde auf sie gehetzt. Ihre Pfeife.Haar lichaam, haar cyclus.
Ihr Körper, der Zyklus.Camila wacht op je in haar kleedkamer.
Camila wartet in ihrer Garderobe auf dich.Maar kijk niet naar haar paspoort!
Nicht in ihren Pass gucken!Luister.- Probeer haar nummer te krijgen.
Hören Sie mir zu. Ich will ihre Nummer haben.
