Voorbeelden van het gebruik van Haten in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Honden haten het. Ze springen, ze janken.
Wat haten jullie?
Ik ga je niet haten.
Hij zal het hele idee haten.
Ja, maar we mogen Julian wel haten, toch?
jij in leven blijven… Gaan mensen de goden nog meer haten.
Ze haten de hugenoten, en willen het bloed van de admiraal.
Er zijn hier ook mensen die hem haten.
Ik kan dat meisje uit uw dromen alleen maar haten.
Met alle anti-Amerikaanse toestanden over de hele wereld… zullen de mensen deze cowboy met liefde haten.
Je gaat me haten.
Onze vrijheid, onze cultuur, onze religie. Ze haten ons.
Maar toch haten jullie me?
Ik vond collega's die u en uw vrienden evenveel haten als ik.
Ik zal deze spookachtige maand altijd haten, vooral Halloween.
we dezelfde dingen haten?
De geschiedenis… zal u haten omdat u Poeun vermoordde.
Mijn vrouw en zoon haten me.
Zelfs jij kunt me haten als ik het zeg.
iedereen de naam zou haten.