Voorbeelden van het gebruik van Haten in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Nee, wij haten misdaad.
Hij weet wat mensen haten.
Ik kan je niet haten, Jubal.
Alle gezonde blanke mensen haten lawaai;
de meeste mensen hun job haten.
En de meeste mensen haten poëzie.
Mannen haten hun vrouwen.
Iemand projecten haten, dan word je weerzinwekkend.
Je mag me niet haten, dat is een order!
Je zult haar nog meer haten als jij je rug naar ons toekeert.
Nate zal me wel haten, maar dat doet er niet toe.
Je haten?
Jullie haten de Russische maffia toch?
We haten haar, hè Donna?
Verzin alsjeblieft iets. Anders haten al m'n vrienden me straks.
Toch blijven de media haten op James Harden
Mensen die je haten en ontslag kunnen daar niet tegenop.
En ze zullen je haten voor wat je gedaan hebt.
Iedereen zal Nick haten voor de moord op zijn mooie, zwangere vrouw.
Onze familie zou ons haten en de zaken zouden slecht gaan.