HIJ KAN VLIEGEN - vertaling in Duits

• er kann fliegen

Voorbeelden van het gebruik van Hij kan vliegen in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits

Hij kan vliegen.
Er wird fliegen.

Hij kan vliegen, heeft een grote weerstand tegen verwondingen,
Dort kann sie fliegen, hat eine übermenschliche Physis

Als hij niet kan vliegen, raakt hij niet weg.
Was nicht fliegen kann, kann euch nicht entwischen.

Hij kan vliegen.
Fliegen kann er.

Hij kan vliegen.
Ja, dieses Baby kann fliegen!

Als hij niet kan vliegen, kan hij niet vluchten.
Was nicht fliegen kann, kann euch nicht entwischen.

Die gelooft dat hij kan vliegen.
Das daran glaubt, dass es fliegen kann.

Jerry is een engel, hij kan vliegen en gebruik een boog om de ballonnen te schieten,
Jerry ist ein Engel, er kann fliegen und mit einem Bogen, um die Ballons schießen,

Het meisje dat opkijkt naar deze Marokkaanse Superman bij het parlementsgebouw lijkt zich af te vragen of hij kan vliegen.
Das kleine Mädchen, das zu diesem vor dem Parlament posierenden, marokkanischen Superman hinaufblickt, scheint sich zu fragen, ob er fliegen kann.

Want als je een pessimistische pinguïn bent die niet gelooft dat hij kan vliegen, zul je het met zekerheid nooit kunnen..
Denn sind Sie eines der pessimistischen Pinguine hier, das einfach nicht daran glaubt, fliegen zu können, werden Sie es auch niemals tun.

hij is een vogel, hij kan vliegen.
er ist ein Vogel, er kann fliegen.

Maar als je een optimistische pinguïn bent die gelooft dat hij kan vliegen, maar vervolgens een parachute aanbindt voor het geval de dingen anders lopen dan gepland,
Ein optimistisches Pinguin jedoch, das daran glaubt, dass es fliegen kann, aber vorsichtshalber doch einen Fallschirm mitnimmt, falls die Dinge nicht ganz so laufen

Wist je dat hij kon vliegen?
Hast du gewusst, dass er fliegen kann?

Jij liet hem zien dat hij kon vliegen.
Ihr habt ihm gezeigt, dass er fliegen kann.

Een tikje arrogant vertelde hij hoe goed ie kon vliegen.
Ein eingebildeter Draufgänger, der mir erzählte, wie gut er fliegen kann.

Hij kon vliegen.
Und er konnte fliegen.

Zou hij kunnen vliegen?
Glaubst du, das kann fliegen?

Een jongeman dacht dat hij kon vliegen en sprong uit een gebouw.
Junger Mann dachte, er könnte fliegen, und sprang.

Hij zei dat hij niet kon vliegen.
Er sagte, fliegen ginge nicht.

Hij kon vliegen, was onkwetsbaar en had een fantastisch kapsel.
Die Fähigkeit zu fliegen, Unverwundbarkeit und tolles Haar.