Voorbeelden van het gebruik van Ken in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
DeMornay. Ken ik hem?
Ik ken het alfabetlied dat m'n oma mij leerde.
Ken, Stan en Ginsberg zijn erbij.
Nee, ik ken mijn vader niet.
Ken je de voorwaarden van een Freidenreden?
Ken je iemand met een agent op de loonlijst?
Ken je hem? Arend Brown?
Ken je Maggie nog, van de kerk?
Ik ken drie gerechten.
Ik ken ze beter dan jij.
Ken Ronson, Steve Bagnis en Kathleen Jensen.
Ken jij nog truukjes, Carrie?
Ken je dat? Over het uitstrijkje?
Ik ken haar van een politiefeestje.
Deze ken je toch?
Ken je mijn broer Raalo?
Ken je Joe White nog? Goed.
Ik ken niet bewegen. Mijn rug.
Ik ken alle trucs, excuses en leugens.
Ken en ik waren beste vrienden.