Voorbeelden van het gebruik van Kleinzielig in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Dat is een beetje kleinzielig, denk je niet?
Zwart, kleinzielig en toch stijlvol.
Niet zo kleinzielig.
Zo gemeen en kleinzielig.
Ben je echt zo kleinzielig,?
Ik was kleinzielig.
Jullie zijn kleinzielig.
Dat is niet mogelijk. Dan is kleinzielig.
Rancuneus, verbitterd en kleinzielig.
Dat was kleinzielig.
Ik ben kleinzielig.
Wat ben je toch soms kleinzielig.
Moet ik even kleinzielig zijn?
Daarom moeten we nu niet kleinzielig gaan discussiëren over de cijfers na de komma,
En ik was kleinzielig en jaloers en op mijn slechtst omdat jij met haar naar bed ging!
ik wist niet dat je kleinzielig was.
jaloers, kleinzielig, brutaal, op slavernij gericht,
het debat een machtsstrijd tussen de lidstaten is geworden, een kleinzielig, schaamteloos gevecht voor een puntje meer
Alleen een kleinzielige leugen van kleinzielige mensen.
Wat doet die kleinzielige aap hier?