Voorbeelden van het gebruik van Neer in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Leg je zwaard neer of ik dood hem.
Hij plofte neer als een rijpe vijg.
Kijk je neer op mij?
Hij bleef arrogant praten en keek op ons neer.
Dan schiet ik je neer.
Ja. Eén van hen is neer.
Potloden neer. Boeken dicht!
Kijk nu op me neer praat nu op me neer. .
God kijkt vast neer op zijn engel van wraak.
Wapen neer, Rick!
Wapen neer, nu!
Laat hem neer, en ik zal met je mee gaan.
Hij kijkt altijd op me neer.
De wapens zijn neer.
Waarom? Je schiet ons toch neer.
Iedereen neer!
Hij keek neer op die speler keek op en zag ons in de ogen.
Wapen neer. Doe 't niet!
Leg je pistool neer en er overkomt Barbara niets.
Hij valt neer en begint te huilen.