Voorbeelden van het gebruik van Tof in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Dat is tof, Ricky.
Tof, ik ook.
Tof, hè?
Dat is tof, Bobby.
Tof, hij krijgt de-dementie.
Niet oud worden is tof.
Daarom werkt ToF goed bij omgevingslicht,
Niet tof, man.
Tof voor je.
Tof van je moeder dat ze dat getekend heeft.
Tof. Uh, jullie twee zijn zonder shirt.
Ruziemakerij is tof, toch?
En jij bent tof.
Je ziet er tof uit.
Ja, ze is heel tof.
Tof dat jij dat leuk vindt,
Je ziet er tof uit, maar ik hoor nauwelijks iets.
De meisjes zijn niet tof.
Je bent tof.
Luister, je zult zien dat dood zijn tof is.