Voorbeelden van het gebruik van Trouw in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Als we trouw zijn en oprecht in onze gebeden, dan komen de vis terug.
Trouw met Vanessa. Wat is er met je gebeurd?
Je kunt niet trouw blijven aan een vrouw.
Ik ben trouw aan de ware erfgenaam van Bebbanburg.
Ik ben trouw aan mijn baas.
Je eert Sensei Lawrence met je trouw.
Trouw aan de visie van haar industriële oprichters in 1920 Swansea University zal.
Na de trouw komt alles goed.
Trouw dan niet.
Jullie hebben trouw gezworen aan de Stelt!
Vandaag… wil ik mijn trouw bewijzen.
In 2006-2007 schreef zij een wekelijkse column voor het dagblad Trouw.
Nee, maar ik wil hem trouw zijn.
Hij vraagt zich af aan wie je eigenlijk trouw bent.
En Safiyah wilde jouw trouw.
Trouw aan koffie\ 'Express\' met een oprechte
Heel trouw. Uitstekende krijgers.
Gav's trouw is in Manchester.
Ik zweer trouw aan het Bloed en de voorouders.
Trouw niet opnieuw.