Voorbeelden van het gebruik van Argumenteren in het Nederlands en hun vertalingen in het Engels
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Ecclesiastic
-
Medicine
-
Financial
-
Computer
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Programming
Argumenteren is toegestaan.
Weet je, omdat ik kan argumenteren.
Argumenteren met Kyle Reese brengt ons in het nadeel.
Ik ga niet staan rond en argumenteren.
Jullie blanken argumenteren, waarom donkere mensen rebelleren.
Je kunt niet logisch argumenteren met die mensen.
Strategen zijn experts in het verzamelen van informatie en argumenteren hun ideeën.
Ik kan met jou niet argumenteren.
Oscar, ik ben moe van het argumenteren.
Je kunt met deze jongens niet argumenteren.
Ik en je mam waren aan het argumenteren.
En dan argumenteren we.
Druk met papa over jou argumenteren.
Ik…- Wij argumenteren niet.
Ze zijn erover aan het argumenteren.
we kunnen nog argumenteren.
Je wilt me veranderen, argumenteren, afdwingen.
Daar zou ik tegen moeten argumenteren, Doctor.
Druk met papa over jou argumenteren.
Ja, wij twee konden over alles argumenteren.