Voorbeelden van het gebruik van Cipier in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
De cipier zei dat je een flinke groep hebt.
We moeten de cipier ondervragen.
Gaat u maar voor, meneer cipier.
Of 'n vrouwelijke cipier wordt verkracht in de badkamer.
Wel dan liegt de cipier.
De dode cipier had vier BSN-nummers op z'n naam staan.
Het geld dat je deelde met je cipier.
Cipier Mooney in de supermax zegt
Hij heeft de cipier gewurgd.
Die enge cipier had iets door. Vraag maar aan Gonzales.
Is dat een cipier?
Miguel, ik wil je spreken over cipier Rivera.
Er staat een cipier.
Cipier, we willen naar buiten!
Cipier, haal z'n vriend.
Die nieuwe cipier denkt dat ik het ben.
Je hoort de cipier. Terug naar je cel, Rafe.
mijn huishoudster, mijn cipier en mijn verpleegster.
Cipier Bennett. Was er nog iets anders?
Ik heb 'n cipier in z'n lul geschoten.