HIJ DRAAGT - vertaling in Frans

• il porte
• il contribue
• il charge
• il transporte
• il a
• il met
• il supporte
• il tient
• endossées
• il portait
• il portera

Voorbeelden van het gebruik van Hij draagt in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans

Hij draagt altijd kamerjassen.
Il portait des robes de chambre tout le temps.

Hij zal maar een paar dagen vrij zijn, en hij draagt een enkelband.
Il sera dehors que quelques jours, et il portera un bracelet électronique.

Hij draagt 'n sweatshirt, en z'n gezicht zit vol blauwe plekken.
Il portait un sweat, et il a le visage couvert de bleus.

Hij draagt het leed van de wereld?
Ils supportent le poids du monde?

Hij draagt een rood uniform.
Ils portaient un uniforme rouge.

Hij draagt het shirt van het Zuid-Afrikaanse voetbalelftal.
Il porta une fois le maillot de l'équipe de Saint-Marin de football.

Hij is herkenbaar aan de koksmuts die hij draagt.
Ils sont facilement reconnaissable grâce aux tabliers de bouchers qu'ils portent.

Hij draagt een groene muts.
Coiffé d'une casquette verte.

Hij draagt dit.
Il portait ça.

Hij draagt deze kaart gedurende de uitoefening van bewakingstaken met de hond bij zich.
Il porte cette carte durant l'exécution de missions de gardiennage avec le chien.

Hij draagt een last bij zich, het gewicht van het niet weten.
Il porte ce fardeau, ce poids de ne pas savoir.

Hij draagt z'n zonnebril hangend voor z'n borst.
Il porte ses lunettes solaires en sautoir autour du cou.

Hij draagt wellicht een uniform, iets wat zijn individualiteit ontneemt.
Son travail nécessite de porter un uniforme, quelque chose qui ne montre aucune individualité.

Hij draagt een breukband.
II porte un bandage herniaire.

Hij draagt een kuras over zijn korte tuniek en zijn mantel is over zijn linkerarm gedrapeerd.
Elle porte un péplos et son manteau pend de son bras gauche.

Hij draagt een zilveren kaasberrie.
Elle porte une combinaison argentée métallique.

Hij draagt steeds een gifgroen pakje
Porte toujours un pull rouge

Hij draagt een blauw uniform.
Elle porte le maillot bleu.

Hij draagt een medaillon dat niemand open lijkt te krijgen.
Elle porte des armoiries qui n'ont pu être identifiées.

Hij draagt een zwart uniform.
Elle porte une robe noire uniforme.