Voorbeelden van het gebruik van Knuffelen in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Ik zag haar je ouders knuffelen en je vader een kleine.
Ik wil even knuffelen.
Ze genieten heel erg van knuffelen.
En dan knuffelen met een glas schuimend drankje.
Goedgebouwd en kan lekker knuffelen.
Ik houd van knuffelen.
Hij wil niet met me knuffelen.
kom op. Laten we knuffelen.
Verplicht knuffelen.
Laten we knuffelen.
Ook na zes maanden, trouwens. Knuffelen is een basisbehoefte.".
Dat gillen en knuffelen was echt.
Iemand moet een knuffelen.
Harmonie en dat is de reden waarom knuffelen we elk uur.
s'Avonds knuffelen bij de haard.
s'Avonds knuffelen bij de haard.
We knuffelen.
Knuffelen is goed.
Wij knuffelen in de familie, zoon.
We knuffelen, we huilen, ik gooi wat zwaars op hem, ik lach.