A CONTAR - vertaling in Nederlands

• te tellen
• te vertellen
• hebben
• tel
• telling
• te rekenen
• had
• een geheimpje
• met aftellen
• het aftellen

Voorbeelden van het gebruik van A contar in het Spaans en hun vertalingen in het Nederlands

Colorear Aprende a contar en decenas desde 770 hasta 820 con los números romanos.
Leren rekenen in tientallen van 770 tot 820 met Romeinse cijfers.

Te prometo que voy a contar todo.
Ik zal je alles vertellen.

Solidaridad llegó a contar con 10 millones de afiliados.
Solidariteit telde tien miljoen leden.

¡Empieza a contar!
Ga ze tellen.

Peter vuelve a contar su experiencia.
Petrus vertelt zijn ervaring opnieuw.

Empieza a contar».
Ze begint af te tellen'.

Te voy a contar todo.
Ik zal je alles vertellen.

Y empezar a contar.
En je begint met tellen.

te voy a contar.
ga ik je vertellen.

Y me lo vas a contar.
Je gaat het zeggen.

Te lo voy a contar.
Ik ga je vertellen.

De acuerdo, vamos a contar que.
OK, Laten we tellen.

Uno, dos… No voy a contar.
Ik ga toch maar niet aftellen.

Tengo una teoría y se la voy a contar.
Ik heb een theorie en ik zal je hem vertellen.

No te preocupes, empezaré a contar ahora mismo.
Maak je niet druk. Ik ga nu beginnen met tellen.

Queda poco… ya podemos empezar a contar los días.
Bijna is het zover, we kunnen de dagen beginnen af te tellen.

Y lo voy a contar.
En ik ga het vertellen.

¿Se lo van a contar?
Gaat u het ze vertellen?

Pero ahora creo que voy a empezar a contar el número de Tierras que conquisto.
Maar nu ga ik het aantal aardes die ik verover tellen.

¿Se lo va a contar?
Gaat u het ze vertellen?