ACABAS DE DECIR - vertaling in Nederlands

• je zei net
• zei je zojuist
• zei je daarnet
• je zei juist
• net vertelde
• je zonet zei
• je zegt net
• heb je gewoon zeggen
• je net opnoemde
• je nu zegt

Voorbeelden van het gebruik van Acabas de decir in het Spaans en hun vertalingen in het Nederlands

Acabas de decir"mujer".
Je zei juist"vrouw.".

Acabas de decir,"Los cupcakes de Max algo.".
Je zei net,"Max's iets cupcakes.".

¿Qué es lo que acabas de decir?
Wat zei je daarnet?

¡¿En serio acabas de decir"Ummm"?
Zei je zojuist echt,"Um"?!

Lo que acabas de decir… Ese es el problema.¿Qué?
Wat je nu zegt is het hele probleem?

Acabas de decir que el tipo era negro.
Je zei juist dat die jongen zwart was.

Pero acabas de decir que no estaba satisfecho con tu explicación.
Maar je zei net dat… hij niet tevreden was met je verklaring.

Y Gasback…¿Qué acabas de decir?
En Gasback zal… wat zei je daarnet?

El nombre que acabas de decir.
De namen die je net opnoemde.

¿Acabas de decir un paquete de Jell-O?
Zei je zojuist, drilpudding?

¿Mike, oíste lo que acabas de decir?
Mike, hoor je wel wat je nu zegt?

Tommy,¿qué acabas de decir?
Wat? Tommy, wat zei je daarnet?

Acabas de decir que quieres ayuda para lavar.
Je zegt net dat je wilt dat ik help afwassen.

¿Quién no? Espera.¿Qué acabas de decir?
Wie niet? W… wacht, wat zei je zojuist?

Quiero saberlo.¿Qué acabas de decir?
Ik wil het weten. Wat zei je daarnet?

Pero acabas de decir que su sangre está infectada con VIH.
Maar je zegt net dat het bloed besmet is met HIV.

Pero acabas de decir que lo mataste.
Je zegt net zelf dat je hem vermoord hebt.

¿Qué? Acabas de decir que el asesino es de la CIA. Trabajo para ellos.
Je zegt net dat die huurling van de CIA is.

¡Acabas de decir que estabas bien!
Je zegt net dat alles goed gaat!

Acabas de decir que él hizo bien.
Je zegt net dat hij in orde is.