WEILT - vertaling in Nederlands

is
sind
wurden
haben
geben
verblijft
übernachten
bleiben
wohnen
leben
aufhalten
weilen
verbringen
mit wohnsitz
unterkommen
aufenthalte
midden is
mitte sind
weilen
aanwezig is
teilnehmen
zugegen sein
da sein
vorliegen
vorkommen
vorhanden sind
anwesend sind
präsent sind
enthalten sind
vertreten sind
vertoeft
bleiben
verweilen
sein
leben

Voorbeelden van het gebruik van Weilt in het Duits en hun vertalingen in het Nederlands

{-}
  • Colloquial category close
  • Ecclesiastic category close
  • Official category close
  • Medicine category close
  • Financial category close
  • Ecclesiastic category close
  • Computer category close
  • Official/political category close
  • Programming category close
Es weilt an Orten, die Menschen verachten.
Het blijft op plaatsen die door alle mensen verafschuwd worden.
Weilt hier unter uns ein tapferer Held? Ich würde es ja machen, aber.
Is er een dappere held hier onder ons? Ik zou het doen, maar.
Ich sagte, sie weilt nicht mehr unter uns, aber sie ist nicht tot.
Ik zei dat ze niet bij ons is, maar ze is niet dood.
Er weilt nicht mehr unter uns.
Hij is hier niet meer.
Sie weilt nicht mehr unter uns.
Ze leeft niet meer.
Weilt nicht mehr unter uns. Der Dritte.
Hij is niet langer onder ons. De derde.
Nun etwas Schöneres: Francisco Vega weilt mit seiner neuen Flamme in der Stadt.
Met zijn nieuwe oogappel. Iets vrolijkers: Francisco Vega is in de stad.
Und Sommer weilt nur flüchtig im Gefild!
De zomer blijft alleen achter.
Ich glaube, er weilt noch unter uns. Angeblich.
Maar ik geloof dat hij nog bij ons is. Dat zeggen ze.
Ich sagte, sie weilt nicht mehr unter uns, aber sie ist nicht tot.
Ik zei dat ze er niet meer was, maar ze is niet dood.
Den er auf Erden weilt, sind Menschen in Gefahr.
Zolang hij op aarde rondloopt… zijn mensen in gevaar.
Eric weilt nicht mehr unter uns.
Eric is er niet meer.
Wo weilt der Mann?
Waar zit die man?
Und was immer darin weilt, wird die Welt der Lebenden vernichten.
Wat erin schuilgaat, verwoest de wereld van de levenden.
Denn wissen Sie… Gott weilt um diese Jahreszeit nie in Frankreich.
God is hier nooit in deze tijd van 't jaar.
Entzücken weilt auf unbetretner Düne.
Er is vervoering aan de eenzame kust.
Und wißt, daß der Gesandte Gottes unter euch weilt.
En weet dat onder jullie zich de Boodschapper van Allah bevindt.
Onkel Ralph, er weilt nicht länger unter uns.
Oom Ralph, hij leeft niet meer.
Cleese lebt und arbeitet in Kalifornien, zwischendurch weilt er zu Arbeitsaufenthalten in London.
Kier woont in Californië maar verblijft, vanwege zijn werk, vaak in Europa.
Dieses Ding, das in dieser Stadt weilt.
Het ding dat in de stad zit.
Uitslagen: 155, Tijd: 0.0716

Top woordenboek queries

Duits - Nederlands