C'EST NOUS - vertaling in Nederlands

• wij zijn
• wij het
• wij zullen
• wij worden
• wij waren
• maar wij
• wij dit
• wij horen

Voorbeelden van het gebruik van C'est nous in het Frans en hun vertalingen in het Nederlands

C'est nous qui trahissions.
Wij waren de bedriegers.

Trop tard, c'est nous les premiers!
Je bent te laat, wij waren hier eerder!

C'est nous qui devrions être furax.
Wij zouden kwaad moeten zijn,

Ok, donc, c'est nous dans le ravin, vrai?
Dat zijn wij dus in de geul, toch?

C'est nous qui devrions avoir le pouvoir.
Wij zouden de macht moeten hebben.

Au bout du compte, c'est nous qui sommes responsables.
Uiteindelijk zijn wij degenen die verantwoordelijk zijn..

Ça, c'est nous, et nous nous déplaçons autour du Soleil.
Dat zijn wij en we draaien om de zon heen.

Ouais, tu sais quoi? C'est nous là. On est affamé.
Dat zijn wij, wij zijn hongerig.

Oui.- C'est nous, à la télé?
Dat zijn wij op de televisie?

C'est nous, la prochaine espèce en voie de disparition!
Straks worden wij bedreigd met uitsterven!

Ça… c'est le soleil… et ça… c'est nous.
Dit is de zon. Dit zijn wij.

Si quelqu'un peut faire revenir Anna, c'est nous… tous ensemble.
Als iemand Anna kan terug brengen, zijn wij dat… samen.

Les marins sont de plus en plus jeunes, ou c'est nous qui vieillissons?
Worden de matrozen jonger, of worden wij ouder?

Non, que dans leur réalité tordue, c'est nous, les mauvaises.
Nee, in hun verknipte wereld zijn wij de slechteriken.

Mais dans cette ville, la loi, c'est nous.
Maar in deze stad zijn wij de wet.

Les seuls qui vont se faire tuer, c'est nous!
De schoften die gedood worden zijn wij.

Le film est l'histoire. L'histoire, c'est nous.
De film is het verhaal, het verhaal zijn wij.

La partie saine de Torre Annunziata, c'est vous, c'est nous.
Het gezonde gedeelte van Torre Annunziata bent u, zijn wij samen.

C'est nous.
Het is ons.

C'est nous, tes colocataires et compagnons,
Wij zijn het. Je flatgenoten