Voorbeelden van het gebruik van Getrouwd geweest in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik ben vijftien jaar getrouwd geweest.
Ik ben nooit getrouwd geweest.
Je bent met Ruth getrouwd geweest.
Je bent toch getrouwd geweest?
Nooit getrouwd geweest, geen contact met vee.
Ooit getrouwd geweest?
Ik ben getrouwd geweest. En jij?
Ik ben 30 jaar met Barbara getrouwd geweest. Ik kende haar al van school.
Nooit getrouwd geweest.
In deze periode is Jón opnieuw getrouwd geweest en snel daarop weer gescheiden.
Een keer getrouwd geweest, zeven maanden.
Ooit getrouwd geweest?- Nee.
Ooit getrouwd geweest? Nick Murder?