Voorbeelden van het gebruik van Hij koopt in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Hij koopt altijd twee worsten.
Een Amerikaan. Hij koopt onze sabelhuiden.
Hij koopt 2 vliegtickets.
Hij koopt waarschijnlijk loterijkaartjes.
Dat is wat hij koopt, dat is wat hij wil: je naam en je titel.
Hij koopt 18 zakken turf
Maar hij koopt wel een bakkerij.
En hij koopt een Fortune 500-bedrijf alsof het een kippenpasteitje is.
Hij koopt wat we verkopen of niet.
Hij koopt homo's uit andere landen?
Hij koopt een ring voor me met z'n afstudeercadeau.
Hij koopt z'n kleren zelf.
Hij koopt een Lexus.
We krijgen niet niks. Hij koopt een nieuwe koelkast voor ons.
Hij koopt.
Hij koopt.
Hij koopt een nieuwe Ducati.
Hij koopt ieder jaar bonbons voor me.
Hij koopt het presidentschap.
Hij koopt veel kantoorapparatuur en materiaal.