Voorbeelden van het gebruik van Je chef in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Als je chef.
Je chef belde me.
Ik ben je chef niet meer.
Waar is je chef?
Wie is je chef?
Zie je chef Fritz daar?
Weet je chef over je verleden?
Volgens je chef zou je drie dagen blijven.
Stuurt je chef je daarom?
Je chef.
Ik wil je chef spreken.
Je chef heeft gelijk.
Ik wil je chef spreken.
Mario….. Als je chef moet ik je bevelen om die brieven daar te bestellen.
Jij neemt je chef zijn truck.
Ik wil je chef spreken.
Ken je Chef Bruce Amshen daar?
Geef toe dat je chef wilt zijn.
Kent je Chef Bruce Amshen daar? Vandaag eigenlijk.
Mario….. Als je chef moet ik je bevelen om die brieven daar te bestellen.