CHEF - vertaling in Duits

• Chief
• Chef
• Koch
• Boss
• Chefkoch
• Küchenchef
• Captain
• Chefin
• Leiter
• Chefarzt
• Köchin
• Polizeichef
• Häuptling
• Chefärztin
• Vorgesetzter
• Dr. Webber
• Skipper
• Abteilungsleiter

Voorbeelden van het gebruik van Chef in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits

Chef Moore? Maar.
Chefkoch Moore? Aber.

Mijnheer, uw persoonlijke chef is hier met uw ontbijt.
Sir, Ihr persönlicher Koch ist hier mit dem Frühstück.

Matthew, is het mogelijk om Chef Didier te ontmoeten?- natuurlijk.
Matthew, haben wir Chancen, Küchenchef Didier zu treffen? -Selbstverständlich.

De chef praat in Liverpool met z'n moeder.
Boss nach Liverpool, um mit der Mutter zu reden.

Bucky… de Chef, Ted Green.- Bucky Bleichert.
Chief Ted Green. Bucky Bleichert.

Chef zegt, dat u het gebruik moet wijzigen.
Chef sagt, Sie sollten die Anwendung ändern.

De chef zegt dat je met pensioen gaat.
Der Captain sagt, Sie gehen in Rente.

Chef wil U.
Chefin will Sie.

Mijn chef komt er zo aan.
Mein Vorgesetzter kommt gleich herunter.

Is Chef Casper hier?
Ist Chefkoch Casper hier?

Nee. Chef Didier creëert nooit hetzelfde menu twee keer.
Küchenchef Didier kreiert nie zwei Mal dasselbe Menü. Nein.

Zie je chef Fritz daar?
Siehst du Koch Fritz da drüben?

Chef ik moet met je praten.
Boss, ich muss mit Ihnen reden.

Chef O'Hara, we hebben geen seconde te verliezen!
Chief O'Hara, wir haben keine Big-Benjamin-Sekunde zu verlieren!

De chef van de Mobiele Eenheid en de vrouw van een maffioso.
Den Chef der Flugstaffel, die Frau eines Mafiosos.

Chef, wat is er aan de hand?
Dr. Webber, was ist los?

Chef, sinds wanneer graven we gaten?
Captain, seit wann graben wir Löcher?

Chef, ik moet iets laten zien.
Chefin, ich muss dir etwas zeigen.

Mijn chef heeft nu pauze.
Mein Vorgesetzter hat Pause.

Chef Didier, u bent hartstikke gek!
Küchenchef Didier, Sie sind verrückt!