Voorbeelden van het gebruik van Chef in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Op 9 juli van dit jaar kreeg u een telefoontje van uw chef.
Tegenwoordig is een goed gastronomisch punt het enige'laboratorium' van de chef.
Ik ben de chef van de NCIS.
Ze is niet mijn chef. -Ze is je superieur.
Complimenten aan de chef.
Hé, chef. Enig teken van de motorboot van het slachtoffer?
Oh, chef. Nog iets.
Weet uw chef dat u dit wilt,?
Dit is Tom Knowles, haar chef.
Je chef belde me.
Dat is mijn chef.
Is dat de chef?
Nou chef.
Ik heb maar een paar minuten, voordat mijn chef zijn ronde maakt.
Chef, we hebben een groot probleem.
Wil je geen chef worden?
Hij is assistent van de chef.
Ik moet zeggen dat ik chef Thompson bijna niet geloofde.
Carl en Darcy zijn weg, maar mijn chef is er nog.
Chef Shepard is ontvoerd.