Voorbeelden van het gebruik van Weet het in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik weet het echt niet.
Ik… weet het niet meer….
Donna… Nee. Ik weet het, Harvey.
Ja dan. Maar niemand weet het echt, toch?
Ik weet het niet. We kunnen niet gek worden of….
Ik weet het niet, Mickey.
Ik weet het niet. Ik moet.
Ik weet het nog van de zondagsschool.
Ik weet het van mijn broer.
Ik weet het.
Toch?' Toch? Ik weet het.
Je weet het, C.
De politie weet het van ons.
Ik weet het niet. En?
Ik weet het niet, ik werd wakker.
Ik weet het, hij is zo gedisciplineerd.
Ik weet het eerlijk gezegd niet meer.
Ik… Ik weet het niet, meneer.
Zeg me dat ik bijzonder ben. Ik weet het.
Je weet het niet.