Voorbeelden van het gebruik van Zeg op in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Zeg op. Ze heeft me gedumpt.
Zeg op. Nee?-Nee?
Zeg op, anders vertel ik ze alles.
Zeg op, waar is Minmin?
Niets. Oh, zeg op.
Emily, zeg op.
Zeg op, jij zegt niets.
Zeg op, Aram, nu.
Zeg op, dan praat ik met hem.
Zeg op, wie ben jij?
Zeg op, Ricky!
Zeg op, broeder, voor ik je ruggegraat eruit trek en je er mee dood sla!
Zeg op, of ik ruk je ballen eraf.
Ab, zeg op.
Jij, dikkop. Zeg op.
Zeg op, ouwe.
Zeg op, wat ben je?
Zeg op. Kalhenberg.
Zeg op, Gracey.
Zeg op, die dragon?