Voorbeelden van het gebruik van Zeg op in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Zeg op, of ik ga slaan!
Zeg op. En ik vermoord hem eerst.
Zeg op, anders breek ik die andere ook!
Zeg op, Francis, waar is ze?
Zeg op. Wanneer laten jullie hem gaan?
Zeg op, wie is Gabriella?
Zeg op of sterf!
Zeg op, of we verbouwen je.
Zeg op. Heb je vee van Johanson gekocht?
Zeg op, ik ben goed in raadsels.
Zeg op, waar is Sydney?
Zeg op. Wie zijn die mensen?
Zeg op, of ik ruk je ballen eraf.
Nee, zeg op.
Zeg op, Dio… Wat moet ik doen?
Zeg op, hij komt niet vrij toch.
Caroline… zeg op.
Zeg op, anders ben je er geweest!
Wie is het? Vooruit, zeg op.
Zeg op, wat is het?