Voorbeelden van het gebruik van Zit in de auto in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Alles zit in de auto.
Ze zit in de auto en ze blijft maar huilen.
Ze zit in de auto.
Ze zit in de auto.
Ik zit in de auto. Ik kom eraan.
Mijn zoon zit in de auto.
Begrepen. Cincinnati zit in de auto.
Tara zit in de auto.
Ik zit in de auto en wacht op Joe Geddes.
Ik zit in de auto die naar het vliegtuig komt.
Hij zit in de auto, toch?
Ze zit in de auto voor ons.
Hugo zit in de auto.
Ik heb een dochter van dezelfde leeftijd, ze zit in de auto.
Gelukkig kerstfeest. Ik zit in de auto te eten.
Oké, ik zit in de auto!
Je vriendin zit in de auto.
Mijn vriend zit in de auto.