Voorbeelden van het gebruik van Zit in de auto in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Frank zit in de auto met de baby.
Michael zit in de auto.
Mijn kind zit in de auto.
Die zit in de auto.
Mijn hond zit in de auto, agent!
Zij zit in de auto.
Oma zit in de auto.
Die zit in de auto bij m'n collega.
Eddie zit in de auto met een kogel in z'n lijf.
Mijn dochter zit in de auto.
Charles Manson zit in de auto met enkele gijzelaars. Allemaal kinderen.
Nee, mijn zoon zit in de auto.
Mijn kind zit in de auto.
Zelfs aan mijn vrouw, die zit in de auto.
Ik zit in de auto, oké?
Je zit in de auto hoor ik.
Haar bagage zit in de auto.
Lk zit in de auto.
Kitty, ik zit in de auto.
Ze zit in de auto.