Voorbeelden van het gebruik van Fluiten in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Onschuldige baby's die nonchalant fluiten.
Fluiten komt doordat een deel van het geluid weer naar buiten lekt.
Als ze fluiten tijdens het bakken, hebben ze gelijk.
M'n opa kan heel hard fluiten.
Zoemen, sissen, fluiten, suizen of ander aanhoudend geluid in de oren.
Hij hoorde 'm fluiten, mikte en schoot 'm neer.
Ik haat mensen die fluiten.
Ja, niet fluiten.
Deze traditionele fluiten worden vandaag massa als toeristenherinneringen geproduceerd.
Mijn oren fluiten nog.
Ik kan niet zo goed fluiten.
Met je gezicht in de zon hoor je de vogels beter fluiten.
Velen klappen, sommigen niet, enkelen fluiten.
Als je de zangvogel hoort fluiten, kom je.
Jullie fluiten dezelfde toon als ik.
Zij was het, wier fluiten men in den mist had gehoord.
Als de kogels fluiten, wil ik volkomen beschermd zijn.
Als hij huilt, moet je fluiten.
Daar loopt niemand te rennen, fluiten of zingen.
Dan fluiten.