Voorbeelden van het gebruik van Makker in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Sorry, makker, maar je zult naar me moeten luisteren.
Het was zijn tweede makker, dien hij sinds onze komst aan boord verloor.
je een goed medicijn hebt gekregen, makker.
Achteruit, makker.
Bedankt, makker.
hè, makker?
Hé, makker, ik ben mijn vriendin kwijt.
Makker, wij werkten voor hen.
Kan ik je helpen, makker?
Bedankt, makker.
Dwight, ben je daar, makker?
Daar zijn ze, makker.
Je ruikt als de pest, makker.
Ik ben de beste makker.
m'n trouwe Indiaanse makker.
Makker, we hebben ongeveer tien seconden
Makker, je zou beter leren je met je eigen zaken te moeien.
Wie is dit, jouw makker?
Dat is echte vriendschap, makker.
Zoals je wilt, makker.