Voorbeelden van het gebruik van Makker in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Makker, ik kan jullie amper zien door al die opmaak.
Hoor eens makker, ik heb al drie keer je leven gered.
Het is jouw hoed, makker.
Jij bent Randy Moss vandaag, makker!
Sorry, zo werken we hier niet, makker.
Hé makker, wanneer ben jij aangekomen?
Makker, slecht nieuws over uw paard.
Makker. Waar is Ava?
Makker, wat ben je aan het doen met al die kaarsen?
Vince, makker. We gaan rijk worden.
Toen die kleine makker daarheen liep,
Ik heb voor jou ook iets, makker.
Dat is, mij den brief te halen, dien uw makker in zijn zak heeft.”.
Normie, je bent een beetje… Een beetje krasserig, makker.
Deze hebben allemaal een betekenis voor mij, makker.
Deze makker hier.
Ja, makker, die band was geweldig, wat in hemelsnaam gebeurde?
Rustig, makker. Ik ben je vriend hier.
Sorry, makker. Je kan hier niet blijven.
Mijn makker hier, de magere Groene Lantaarn wil met Bumpy vechten.