Voorbeelden van het gebruik van Pech in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Goede mensen, brute pech?
Pech dat ze de gevangenis in gaat voor diefstal.
Ik ben degene die pech heeft.
heb je pech.
Ik ben niet verzekerd voor pech.
Pech, ik had ze 't eerst.
Je zei tegen die vriend van je dat je pech had.
Pech dat je een echtgenoot hebt.
Ik had geen pech.
Pech voor jou.
Er is geen verdediging tegen pech.
Heb je pech, dat doe ik niet.
Jullie hebben zo'n pech.
Wat 'n pech.
Je moet toegeven, dat hij veel pech heeft gehad.
Wat een pech.
Wat een pech.
De deur was open en jij hebt pech.
Pech komt in drieën, zeggen ze.
Pech komt in drieën, zei je.