HIJ WAS HET - vertaling in Spaans

• fue él
• él estaba
• era él
• él era
• es él
• él estuvo
• el era

Voorbeelden van het gebruik van Hij was het in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans

Ik heb m'n kuisheid bewaard, krap aan, maar hij was het, ja.
Te quedas corto, pero si es él.

De energierekening, gestolen voedsel, hij was het.
Las facturas de energía, el robo de comida, todo era él.

Maar een of twee seconden, maar hij was het niet.
Solo por uno o dos segundos, pero… no era él.

Niemand kon iets zeggen, want Hij was het.
Nadie podía decir nada porque Él era.

Die jongen… hij leek precies op Josh, maar hij was het niet.
Ese chico, se veía igual que Josh… pero no era él.

Sauvage… hij was het.
Sauvage él fue.

Hij was het of de butler.
Tiene que ser él o el mayordomo.

Hij was het brein.
Él fue el cerebro detrás de todo.

Hij was het geschapen bloed van Jehova God,
Él fue la Sangre creativa de Jehová Dios,

Hij was het voor wie je de heroïne smokkelde.
Él es a quien le estabas traficando la heroína.

Hij was het die me heeft geleerd met een mes om te gaan.
Él fue quien me enseñó cómo usar un cuchillo.

Hij was het niet.
Él está bien.

Hij was het die de sublieme kunst van het bederven van poëzie uitvond.
Él es quien inventó el arte sublime de estropear la poesía.

Hij was het die jou probeerde te laten vermoorden, Tara.
Él es quien intentó matarte, Tara.

Hij was het ook die mij de eerste lessen gaf.
Y él fue también quien le dio las primeras lecciones.

Hij was het die jou de vorige keer opmerkte.
Él es quien notaste el otro día.

Hij was het die onze Verax veldagent in Houston ontvoerde… Kyle Dobson.
Él fue quien secuestró a a nuestro operativo de campo de Verax en Houston.

Hij was het… de moordenaar.
Era él… el asesino.

Hij was het Manna dat in de woestijn was..
Él fue el Maná que estuvo en el desierto.

Hij was het. Niet ik.
Fue él… no yo.