Voorbeelden van het gebruik van Morgen in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Morgen, Ames. Hoe gaat het met de baby?
Morgen, Doc. U bent wel heel erg vroeg?
Morgen, schat. lk maak je lunch klaar.
Morgen, ik hoorde het van de VP, is hij in orde?
Morgen. Waar is Louis?
Ten minste, het was morgen.
Morgen. Waarom is Chip z'n benen aan het scheren?
Goedemorgen meneer. Morgen.
Vanaf morgen hebben we geen contact meer.
Mijn huis, morgen om zeven uur.
Zie ik je morgen tijdens de sessie?
Morgen zul je daar zijn waar jouw gedachten je brengen.
Morgen hier. 6.15 's morgens.
Morgen nieuwe commissaris bekend.
Zaterdag morgen Gwen.
Vandaag Gotham, morgen de wereld verenigde Onderwereld.
Morgen heropeningsgala.
Morgen stop ik.
Morgen, deze tijd plus twee uur. dan is er een bericht voor jou.
Ik ga zo slapen, tot morgen.