Voorbeelden van het gebruik van Opschieten in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
maar je moet opschieten, Deunan.
Opschieten, we vertrekken!
We moeten opschieten, Sir.
Kom op, opschieten. Hallo?
Als we opschieten, kunnen we ons vermogen uitgeven in Macedonië.
We moeten opschieten als je thee wilt.
Opschieten, we moeten terug naar de schuilplaats voordat Winter boos wordt.
En kijk nu heel snel naar mijn tekst zodat wij kunnen opschieten.
maar je moet opschieten.
We moeten opschieten, je beloofde vanavond vrij te komen.
Maar ik zou wel opschieten, voordat je balkon er af valt.
Opschieten, we zijn laat.
Als we opschieten, halen we het nog.
We moeten opschieten, omdat ze binnen zijn en komen.
Opschieten, Dawson.
Opschieten, onze baarden groeien.
je moet opschieten, Roman.
007 moet opschieten.
We moeten opschieten, Rachel.
Opschieten, dikzak.