Voorbeelden van het gebruik van Strijdlustig in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Zij merkten op dat de mensen waren klein, maar strijdlustig.
Later realiseerde ik me dat de mensen niet strijdlustig.
hij zijn wapens inleverde, was zeer strijdlustig.
Zij merkten op dat de mensen waren klein, maar strijdlustig.
Idealistisch, pragmatisch, strijdlustig: de fietsers van Berlijn.
Geavanceerd, maar niet strijdlustig.
Wij zijn strijdlustig.
En kijk niet zo strijdlustig.
Hij zegt dat de Turken"neigen strijdlustig te zijn".
Ze was strijdlustig.
Ik ben erg strijdlustig.
ik ben erg strijdlustig.
Word je strijdlustig, Polakje?
Je bent strijdlustig, je bent agressief.
Strijdlustig en er klaar voor.
Ze is strijdlustig, boos. Maar ze praat in elk geval?
Nee, wat me strijdlustig maakt is jouw beste vegetariër houding.
Dat was nogal strijdlustig.
Zoek gasten die je niet zo strijdlustig maken.
ze is strijdlustig.