Voorbeelden van het gebruik van Hij is pas in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Hij is pas 17, maar hij moet beter weten.
Hij is pas negen. Nu al?
Hij is pas een paar weken in dit land.
Hij is pas 17 maar zou beter moeten weten.
Hij is pas twee maanden oud.
Hij is pas twee weken weg.
Hij is pas 52.
Hij is pas 50 jaar een agent.
En hij is pas twaalf.
En hij is pas 20 jaar oud.
Want hij is pas tien jaar oud.
Hij is pas twee maanden vrij.
Maar hij is pas twee dagen weg.
Hij is pas drie maanden oud.
Hij is pas een paar dagen weg.
En hij is pas klaar als een van ons dood is. .
Hij is pas gisteren geopend.
Maak je geen zorgen. Hij is pas vijf minuten te laat.
Hij is pas geopereerd.