Voorbeelden van het gebruik van Kennen in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Kennen je politievriendjes je oorlogsverleden, Philostrate?
Ik wilde je beter kennen.
Onze levens zijn verstrikt geraakt door iemand die we allebei kennen.
Wij kennen iedereen.
Kennen jullie Leigh Ostin? Alice. Dana.
Ze kennen het artikel vast uit het hoofd.
Hé, Rowlf. We kennen nog wel een liedje voor Piggy.
Kennen wij elkaar? Clayton.
We kennen allebei iemand aan wie we dat kunnen vragen.
jongens willen me kennen.
Er moet hier iets zijn dat verder gaat dan het verhaal dat we allemaal kennen.
De TGV kennen jullie wel?
Nu kennen we veel woorden voor de dood.
Jullie kennen Deepa en Kim van onze jeugdorganisatie.
Maar echt kennen doe ik haar niet.
We kennen hier geen 35-urenweek.
Nee. Als je me zou kennen.
Ze zal nooit haar vader kennen.
Je hebt me alles geleerd wat ik moet kennen.
we dit soort vliegtuig niet kennen.