Voorbeelden van het gebruik van Uitspreken in het Nederlands en hun vertalingen in het Duits
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Ecclesiastic
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Computer
-
Official/political
-
Programming
Ik wil nadrukkelijk onze steun voor dit verslag uitspreken.
Wij denken dat een democratisch Turkije zich daarover zelf moet kunnen uitspreken.
Je moet het uitspreken.
Nee, laat mij uitspreken.
Ik kan het niet uitspreken.
Het Comité zal zich te gelegener tijd over deze kwestie uitspreken.
De burgemeester wil zijn waardering uitspreken.
De Raad van ministers zal zich op een groter aantal gebieden bij gekwalificeerde meerderheid uitspreken.
moet u zich duidelijk uitspreken vóór ratificatie.
Verdomme, laat me uitspreken.
Ik kan me niet uitspreken over zijn stemming.
Ik kan z'n naam niet eens uitspreken.
Ik wil mijn waardering uitspreken voor mevrouw De Keyser.
Het EESC zal zich hierover in een advies uitspreken.
allereerst wil ik mijn tevredenheid over dit verslag uitspreken.
Laat haar toch uitspreken.
Ja. Laten we nu onze dank uitspreken.
Amerikanen kunnen Nigeriaanse namen niet uitspreken.
De Commissie moet zich over elk door het Parlement aangenomen amendement uitspreken.
Naar mijn mening is het belangrijk dat zij zich hierover kunnen uitspreken.