Voorbeelden van het gebruik van Uitspreken in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Laat me uitspreken.
Nee, laat mij uitspreken.
Hij liet me niet eens uitspreken.
Laat haar uitspreken.
Je liet me niet uitspreken.
Laat 'm uitspreken.
Wel als we hem laten uitspreken.
Laat je me uitspreken?!
In de Academie hij wilde uitspreken over alles.
laat me niet uitspreken'.
Eindelijk zijn er wetenschappers en artsen die zich uitspreken.
Dank je dat je me mijn stuk hebt laten uitspreken.
Laat 'm uitspreken.
Verdomme, laat mij uitspreken.
Sorry, kunnen je me laten uitspreken?
De overheid bevoegd voor het uitspreken van de afzetting is.
Je kunt het niet eens uitspreken.
M'n Vulcan naam kunt u niet uitspreken.
Laat hem uitspreken.
Laat hem uitspreken.