Voorbeelden van het gebruik van Deugd in het Nederlands en hun vertalingen in het Frans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Wat dan? Ik ben de deugd zelve.
En daarbij, het deed deugd om gewild te zijn.
Uw goedhartigheid doet me ontzettend deugd.
Ik dacht al een snufje deugd te ruiken.
Ik dacht voorzichtigheid was een deugd.
Quentin, lieve deugd.
Dat doet deugd.
En vindt u trots een tekortkoming of een deugd?
Dank je, dat doet me deugd.
De Eeuwige Getuige van ondeugd en deugd woont in 's mensen hart.
Het is geen deugd op zich.
Een frisse douche en een hotelbed zullen deugd doen.
Ontdekte ik de grote deugd van empathie.
Blind vertrouwen is in de politiek natuurlijk geer grote deugd.
plicht en deugd.
Geduld is een deugd, heren.
zonde en deugd.
Zeg nu nog eens, dat de volharding geen deugd is.”.
Het gevaarlijkst is het masker der deugd.
Wat doet dat deugd,!