DAT HIJ IS - vertaling in Spaans

• que es
• que está
• que ha
• que lo
• que sea
• que fue
• que era
• que esté
• que estaba
• que haya
• que había
• que estará

Voorbeelden van het gebruik van Dat hij is in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans

Het zal de eerste keer zijn dat hij alleen is na Mayfield.
Es la primera vez que estará solo.

Jij houdt van Trevor, wil je dat hij veilig is?
Tú quieres a Trevor.¿Quieres que esté seguro?

Gelukkig maar dat hij jong is gestorven.
Es una bendición que haya muerto joven.

Gloria zei dat hij ziek is.
Gloria dijo que estaba enfermo.

Hij heeft niet eens gebeld dat hij terug is.
Vaya. Ni siquiera ha llamado para decir que había vuelto.

Dat wil niet zeggen dat hij er is.
Eso no significa que estará allí.

Ik kreeg telefoon dat hij hier is.
¿Qué quieres decir? Recibí una llamada diciendo que estaba aquí.

Helemaal ondersteboven, ik… ik kan niet geloven dat hij weg is.
Devastada. Yo… No puedo creer que haya muerto.

Z'n naam is me ontschoten. Maar ik weet dat hij er is.
No puedo recordar su nombre pero sé que estará allí.

Waarom heb je me niet verteld dat hij is overleden?
¿Por qué no me dijiste que había muerto?

Maar hij zegt dat hij clean is.
Pero ha dicho que estaba limpio.

het is niet erg dat hij weg is.
no lamento que haya muerto.

Ik wist niet eens dat hij terug is.
No. No sabía que había vuelto.

Ze zijn eigenlijk bang dat hij is opgestaan.
De verdad temen que haya resucitado.

Owen is niet altijd waar hij zegt dat hij is.
Owen no siempre estaba donde decía que estaba.

Ik ben blij dat hij terug is waar hij hoort.
me alegra que haya vuelto donde pertenece.

Nou, je zei dat hij besneden is.
Bueno, dijiste que estaba circuncidado.

Ik kan niet geloven dat hij is gekomen.
No puedo creer que haya venido.

Dat is goed. Goed dat hij is gegaan.
Está bien que haya ido.

Ik weet wel… dat het mij spijt dat hij weg is.
Lo que sé… es que lamento que haya muerto.