Voorbeelden van het gebruik van Vuurtje in het Nederlands en hun vertalingen in het Spaans
{-}
-
Colloquial
-
Official
-
Medicine
-
Financial
-
Ecclesiastic
-
Ecclesiastic
-
Official/political
-
Computer
-
Programming
Geef hem een vuurtje.
Ze vingen dan vis en bakte het boven een vuurtje.
Het enige grappige was hoe je dat vuurtje wilde maken.
Pardon, heb je een vuurtje?
Het kan zich verspreiden als een lopend vuurtje.
Je zegt niet veel. Heb je een vuurtje?
Vriend, heb je een vuurtje?
Waarom maak je geen vuurtje?
Het verhaal dat Carl dood was, ging als een lopend vuurtje.
Een laag of gemiddeld vuurtje volstaat.
Als kind roosterden we ze boven een vuurtje.
Waarom heb je geen vuurtje?
Watervoorziening afzetten, dan 'n vuurtje en psychologische operaties.
En start een vuurtje.
En nu maak je je druk over een klein vuurtje?
Ober, heb je een vuurtje?
Heb je een vuurtje?
geef me 's een vuurtje.".
Ik maak een vuurtje.
Wie heeft een vuurtje?