HAVING in Dutch translation

• hebben
• is
• krijgen
• having
• moet
• beschikken
• al
• er
• nog
• heeft
• heb
• had
• zijn
• moeten
• krijgt
• zijnde
• beschikt
• was
• krijg

Examples of using Having in English and their translations into Dutch

Sad not having you at Christmas this year.
Jammer dat je er niet was met Kerstmis, dit jaar.

Not as reassuring as having an actual captain!
Nog geruststellender is 'n echte captain!

Forgetting is not having till the words are right.
Vergeten is niet hebben totdat de woorden juist zijn.

You want them to stop having children?
Je wilt dat ze stoppen met kinderen krijgen.

Having the right travel documents, is always your own responsibility.
Het over de juiste reispapieren beschikken, is te allen tijde uw eigen verantwoordelijkheid.

He's been having me since I was 12.
Hij doet het al met me sinds ik twaalf was.

But having me do it?
Maar moet ik het doen?

I am not having this argument again.
Ik ga er niet meer over in discussie.

Having a little snacky-food before the game,?
Nog even een hapje voor de wedstrijd?

People having the flank. there's no law against.
Er is geen wet die verbiedt dat twee mensen ribstuk nemen.

Having a fast console wasn't enough for Sega.
Een snelle console hebben, was niet genoeg voor Sega.

I'm committed to Shane and having a family.
Ik ben vastbesloten van Shane en het krijgen van een gezin.

Having the proper travel documents, is always your own responsibility.
Het over de juiste reispapieren beschikken, is te allen tijde je eigen verantwoordelijkheid.

He's been having me since I was 12.
Hij doet het al met me sinds ik twaalf ben.

What are you having, big boy?
Wat is er met jou grote jongen?

Dream of having an eye exam lately?
Onlangs nog gedroomd van een oogoperatie?

Having fun at your party yet?
Is je feest leuk?

So having your own ideas is key?
Dus je moet eigen ideeën hebben?

Marilyn Monroe having sex.
Marilyn Monroe die seks met elkaar hebben.

I want them to stop having kids.
Ik wil dat ze stoppen met kinderen krijgen.